Godsdienstonderwijs
Gevlucht voor de Spaanse en later Portugese inquisitie van de Rooms-Katholieke kerk, die hen dwong zich katholiek te laten dopen, kwamen de eerste zogenoemde Sefardische joden rond 1600 in Nederland aan en vestigden zich vooral in Amsterdam.Omstreeks 1630 bereikten de eerste Asjkenazische joden uit Midden- en Oost-Europa ons land en vestigden zich vooral in het oosten. Zij spraken Jiddisch, een vroege vorm van Duits gemengd met Hebreeuwse, Slavische en Romaanse woorden. Ze waren gevlucht voor het geweld van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Van deze groep vestigde de eerste jood zich in 1642 in Borculo. Daarvoor betaalde hij een soort verblijfs- of vestigingsbelasting, het zgn. tribuut van ƒ 6,00. Het Vestigingsrecht voor nieuwe inwoners in de stad lag bij de Heren van Borculo. De rentmeester van kasteel het Hof inde het tribuut. In de loop van de 17e eeuw nam het aantal Joden gestaag toe. Over de wijze van het godsdienstonderwijs en de eredienst tussen 1650 en 1800 is weinig tot niets bekend. Opgetekend is dat de Joodse Gemeente in 1750 werd opgericht. Pas uit de eerste jaren van de 19e eeuw, toen de gemeente uit zo’n 70 leden bestond, weten we dat godsdienstonderwijs werd gegeven door de vader in het gezin of door rondtrekkende leraren. Deze werden niet betaald, maar kregen vrije kost en inwoning. Over de kwaliteit daarvan is moeilijk een oordeel te geven. In 1820 werd de eerste godsdienstleraar in vaste dienst genomen. David Marcus Elias heeft deze taak 12 jaar volbracht. Na hem volgden nog 20 leraren tot 1975, toen de Joodse gemeente zo klein was geworden en het aantal kinderen zo minimaal dat de godsdienstlessen als een nachtkaars uitdoofden.Behalve godsdienstonderwijs aan kinderen groeide de belangstelling voor het studeren in de Thora door volwassen mannen. Borculo werd een centrum voor Joodse studiën. Uit de wijde omgeving kwam men naar de Berkelstad en vond men in 1830 onderdak in een kamer van Meijer Elzas. Zijn huis werd het kloppend hart van waaruit de joodse leer werd bestudeerd en de joodse religie werd gepraktiseerd. In de volksmond burgerde al snel het woord ‘synagoge’ in voor het huis aan de Weemhof, maar ook in het gemeentekadaster kreeg het dit predicaat.
Het joodse, religieuze leven in Borculo was heel intensief. Dagelijks werden er drie diensten gehouden in de synagoge, de geschriften werden intensief bestudeerd, waarbij het niveau al maar hoger en hoger werd. Dat leverde drie Moureinoes (eretitel wegens geleerdheid) op, eveneens drie Choweirtitels (ook een eretitel voor geleerdheid), o.a. in 1946 voor de chazan (voorzanger) Louis Meijer.In 1840 was de gemeente uit de kamer van Meijer Elzas gegroeid en werd begonnen met de bouw van een synagoge aan de Weverstraat.In 1864 werd de vereniging Talmoed Thora opgericht, die studie in de Thora beoogde en stimuleerde. Bij de oprichting telde de vereniging 7 leden, maar groeide snel uit. Bijzonder is dat in 1874 het reglement werd aangepast en ook vrouwen als lid werden toegelaten.In 1877 was de synagoge toe aan restauratie. In plaats daarvan werd besloten een nieuwe, grotere sjoel te bouwen, compleet met een mikwe en een schoolgebouwtje. Tijdens de cycloon in 1925 werd het schooltje compleet verwoest. Er werd een nieuwe school gebouwd aan de Korte Wal met ernaast het meestershuis. Van jongs af aan kregen de kinderen les op de joodse school. Na de lessen op de gewone school moesten alle joodse kinderen van half vier tot half zes naar de joodse school. Bovendien iedere zondagmorgen van tien uur tot half een. Zodra de jongen 13 jaar is geworden wordt hij bar mitswa (zoon van het gebod), het meisje wordt, als zij 12 jaar is geworden, bat mitswa (dochter van het gebod). Ze zijn dan religieus volwassen, d.w.z. ze worden geacht zich te houden aan de geboden van de Thora. Na de religieuze plechtigheid volgt meestal een feestelijke maaltijd, waarbij de bar mitswa of bat mitswa een toespraak houdt en overladen wordt met geschenken.In 1941 werd de synagoge door een aantal leden van de NSDAP met Duitse hulp in brand gestoken. De Thorarollen konden ternauwernood in veiligheid worden gebracht. Na de oorlog kreeg de school aan de Korte Wal tevens de functie van synagoge. De joodse gemeenschap was als gevolg van de Holocaust gedecimeerd en hun aantal nam in de loop der volgende jaren steeds verder af. In 1975 overleed de laatste chazan, in 1977 werd de joodse gemeente opgeheven en kwam daarmee ook een eind aan het godsdienstonderwijs.