Handel

Toen de eerste joden zich in de eerste helft van de 17e eeuw vanuit Duitsland in de grensstreek vestigden werden zij hier geduld. Ze hadden weinig rechten, mochten geen ambacht uitoefenen en waren daardoor gedwongen hun boterham te verdienen met het langs de deur verkopen van met name textiel. Aan het eind van de 18e eeuw werden zijn gelijkberechtigd en konden zij zich vervolgens een plaats verwerven als kooplieden, vooral in de textiel-, vlees- en metaalhandel. Joodse bedrijven hebben een grote bijdrage geleverd aan de industriële en economische ontwikkeling van Borculo. Als werkgever was de perkamentfabriek van Elzas de grootste, ook voor niet-joodse inwoners. De gebroeders Heijmans waren succesvol met hun exportslachterij. De veemarkt van Borculo behoorde tot de grootste in zijn soort in de omgeving. De ‘beestenmarkt’ en de biggenmarkt mochten zich verheugen in een paar eeuwen durend gerenommeerd bestaan. Vooral in de 20ste eeuw kende Borculo veel textiel- en manufacturierwinkels met een joodse eigenaar.Halverwege de 20ste eeuw nam deze bedrijvigheid snel af met het teruglopen van het aantal joodse inwoners om ten slotte vrijwel geheel te verdwijnen.