Verenigingsleven
Het duurt nog tot het begin van de 19e eeuw tot een langzaam begin kan worden gemaakt met de modernisering van het joodse leven. Van de vele traditionele aspecten die het joodse leven kenmerken is vooral het gebruik van het Jiddisch één van de belangrijkste belemmeringen die een volledige acceptatie van de joodse medeburgers voorlopig in de weg staat. Hier is een belangrijke rol voor het onderwijs weggelegd.
De oprichting van de Israëlitische Gemeente Borculo in 1862 verenigt alle in Borculo wonende joden en deze structuur geeft een aanzet tot het ontstaan van verenigingen binnen de joodse samenleving.
Al in 1864 wordt de vereniging Talmoed Thora opgericht die zich ten doel stelt de bestudering van de Thora te bevorderen. De vereniging telt bij de start 7 leden. In 1874 wordt het reglement aangepast zodat ook vrouwen als lid kunnen worden toegelaten.
De vereniging maakt tot in het buitenland naam als een centrum van ‘geleerdheid’. Nergens in Nederland vond men zoveel kennis gebundeld als in de ‘kille’ (joodse gemeente) van Borculo. Drie joodse leraren worden geëerd met de titel ‘moreine’, vergelijkbaar met de titel ‘doctor honoris causa’. De laatste vergadering wordt gehouden op 14 januari 1940 bij gelegenheid van het 75-jarig bestaan. De oorlog maakt een eind aan het bestaan van een invloedrijk instituut.
In 1881 wordt de mannenvereniging ‘Gnattereth Bagoeriem Gemiloeth Gasadiem’ opgericht.
Volgens het reglement is het doel van de vereniging om godsdienstige bijstand te verlenen bij vijf gebeurtenissen: ziektegevallen, stervenden en na het overlijden met inbegrip van de 7 treurdagen.
Voorts bij het houden van godsdienstige oefeningen op de eerste avond van het wekenfeest en de zevende avond van het Loofhuttenfeest.
Alle mannelijke leden van de Gemeente kunnen vanaf hun 13e jaar lid worden. Op 18-jarige leeftijd is men stemgerechtigd en als men 20 jaar is mag men assisteren bij reiniging en begrafenis. De laatste vergadering vindt plaats op 9 februari 1941. De vereniging wordt verboden.
De damesvereniging ‘Hadras Nasjim’ ziet het licht in 1893. Er is weinig over bekend. In een krantenbericht uit 1907 lezen we dat de dames verzocht worden hun handwerktalenten aan te wenden voor de versiering van de sjoel.
De toneelvereniging ‘Eendracht zij ons doel’(EZOD) telt bij de oprichting in 1895 27 leden, waaronder ook vrouwen. Eenmaal per jaar is er een toneeluitvoering, waarvoor niet-joden niet worden uitgenodigd.
De in 1908 opgerichte Joodsch Litteraire Club heeft het nobele doel de joodse wetenschap te bevorderen. Zij hebben geen hoge dunk van vereniging Talmoed Thora en dat valt slecht binnen deze club: een verzoek om een kleine schenking aan de nieuwe vereniging wordt niet gehonoreerd. Populair wordt de club niet, een jaar later zijn er geen nieuwe leden toegetreden.
Dat de integratie en acceptatie van joden in Borculo succesvol is geweest blijkt uit het feit dat veel joden lid waren van niet-joodse sportverenigingen. Behalve als lid hebben verschillende joden deel uitgemaakt van het bestuur van de voetbalvereniging Rëunie en korfbalvereniging Olympia. De gymvereniging Borchlo had enkele getalenteerde gymnasten op de ledenlijst en joodse en niet-joodse jongelui namen actief deel aan wedstrijden van de zwemvereniging waar de laatste chazan van Borculo, Louis Meijer, deel uitmaakte van het bestuur. Bekend waren enkele joodse dansscholen in Borculo en omgeving. De danslessen waren een ontmoetingsplek voor alle jongeren. In de oorlog wordt het joden verboden lid te zijn van alle verenigingen.