De Tweede Wereldoorlog

Toen de oorlog in 1940 uitbrak telde Borculo 160 joodse inwoners. Onder hen waren er ook die na de Kristallnacht op 10 november 1938 naar het oosten van ons land, dus ook naar Borculo, waren gevlucht. Al snel na de bezetting waren de joodse inwoners slachtoffer van de antisemitische maatregelen. In juli 1941 werd de synagoge door leden van de NSDAP op instigatie van de Duitsers in brand gestoken.

Aanvankelijk vonden intimiderende razzia’s plaats op kleine schaal. Tot in de Achterhoek de grote razzia van 18 november 1942 werd gehouden die gevolgd werd door het wegvoeren van de laatste Joodse inwoners van Borculo eind maart 1943. Toen kon de gemeente-veldwachter aan de Sicherheitspolizei van Arnhem schrijven dat ook Borculo vrij van Joden was. De meeste joodse inwoners werden naar de concentratiekampen van Auschwitz en Sobibor gedeporteerd en zijn daar vermoord. Opmerkelijk is, dat gedurende de bezetting relatief veel joden ondergedoken zijn, namelijk bijna de helft.

Van de 160 joden bij het uitbreken van de oorlog zijn er 102 omgebracht in de concentratiekampen, waaronder ook 6 inwoners van het aangrenzende dorp Geesteren. De meeste joden die terugkeerden, omdat ze ondergedoken hadden gezeten of het concentratiekamp hadden overleefd, bleven in Borculo wonen. Een aantal emigreerde naar Israël om te helpen bouwen aan de nieuwe staat, een enkele zocht zijn heil met meer of minder succes in Amerika of elders.

Twee verhalen uit de bezettingstijd die illustratief zijn voor de ellende die de oorlog voor m.n. onze joodse medeburgers veroorzaakte: